De vraag
Vogels heb ik de vraag gesteld,
zij verhieven zich,
klapwiekten boven mijn hoofd
de verre ruimte in.
Bloemen heb ik de vraag gesteld,
ze toonden hun kleuren,
geuren stegen om mijn hoofd
de wijde ruimte in.
Vrienden heb ik de vraag gesteld,
zij spreidden hun armen,
mijn verdriet dreef even weg
de kleine ruimte in.
God heb ik de vraag voorgelegd,
het bleef sereen stil,
niets daalde neer in mijn hoofd,
de immense ruimte bleef leeg.
Mijn dode lief heb ik de vraag gesteld,
ook zij zweeg,
pijn cirkelde uit mijn hoofd
de magische ruimte in.
Ik heb mijzelf de vraag gesteld,
maar vond geen antwoord,
de vraag zelf heeft geen zin.
Gedicht: Nico van den Raad
Beeld: Maya Plas